Baarmoederhalskanker kan worden vastgesteld door middel van een uitstrijkje (= cervix-uitstrijkje = Pap-test). Hierbij worden een aantal cellen van de baarmoederhals geschraapt om te controleren op de aanwezigheid van kankercellen.
Als in het uitstrijkje verdachte cellen worden aangetroffen, wordt door middel van een endoscoop colposcopie gedaan om de baarmoeder hals te bekijken en een biopt (= stukje verdacht weefsel) te nemen van het baarmoederhalsweefsel -zo nodig onder plaatselijke verdoving- om de aard van de verdachte cellen microscopisch te onderzoeken.

NB. Hoe eerder baarmoederhalskanker wordt ontdekt, des te groter de kans op volledige genezing. Om die reden wordt geadviseerd vanaf de leeftijd van ca. 18 jaar 1 x per 5 jaar een uitstrijkje te laten doen.

Terug naar baarmoederhals-kanker