Bundel of laag van cellen die zich afwisselend kan verkorten/spannen (= spier-contractie) en verlengen/ontspannen (= spier-relaxatie).

Spieren worden onderverdeeld in:

(1) dwarsgetreepte spieren (= skeletspieren)
Spieren die via pezen zijn gehecht aan de beenderen van het skelet en tezamen zoregn voor de lichaamshouding, uitdrukking (= mimiek), en (voort)beweging.
zie ook:
- bewegingsapparaat
- spier-aandoeningen
(2) Hartspier (= myocard)
De gespierde hartwand levert door samentrekking (= hartcontractie of -systole) de kracht voor de pompwerking van het hart.
zie ook:
- hart
- hart-aandoeningen

(3) Gladde spieren (= ingewandsspieren)
- plotselinge samentrekking (= contractie): nauwer/wijder worden van de pupillen, (af)sluiting van de in- of uitgangen (= sfincters) van de ingewanden (o..a maag en darmen)
- periodieke samentrekking (= peristaltiek): kneden van voedsel (maag en darmen) en het transport van de voedselbrei en ontlasting (slokdarm, maag en darmen), vloeistoffen (o.a. bloed, gal, urine) en van zaad (zaadleiders) en eicellen (eileiders)

zie ook:
- spijsverteringskanaal
- kolieken