Buitenste omhulsel van het lichaam dat een belangrijke rol speelt in de wisselwerking tussen lichaam en omgeving, maar het lichaam ook tegen zijn omgeving beschermt. De huid vernieuwt zich gedurende het gehele leven voortdurend door middel van celdeling. Onder de huid bevindt zich (onderhuids)bindweefsel.

De huid kent van buiten naar binnen de volgende drie huidlagen:
(1) Opperhuid (= epidermis):
- hoornlaag (= stratum corneum): dunne, afdekkende bovenlaag, die hoornstof (= keratine) bevat
- pigmentcellen (= melanocyten), die pigmentstof (= melanine) bevatten
(2) Lederhuid (= dermis, corium)
Bevat o.a. tast-en pijn-zenuwen, haarzakjes (= haarfollikels), zweet- en talgklieren, elastische vezels, bloed-(haar)vaten.
(3) Onderhuidse vetlaag
Isolerende laag die bescherming biedt tegen overmatige koude én warmte.

NB.
Bij ouderen wordt:
- de gehele huid geleidelijk dunner, waardoor de huid kwetsbaarder wordt en sneller verwondingen ontstaan
- verdwijnen de elastische vezels in de lederhuid, waardoor rimpels ontstaan en de huid perkament-achtig wordt
- wordt minder huidsmeer (= talg) aangemaakt, waardoor de huid droger wordt
- vermindert de huid-doorbloeding, waardoor het zelf-herstellend van de huid afneemt. Hierdoor wordt de huid gevoeliger voor infecties.

zie ook:
- huid bij ouderen
- huid-aandoeningen (= dermatosen)
- huid-middelen (= dermatologica)

Terug naar menselijk lichaam