Zeer uiteenlopende, lichte tot zeer hevig pijn(en) als gevolg van gezwellen (= tumoren).

Mogelijke behandelingen (zie ook behandelingsschema):
- gewone pijnstillers (= niet-opoïden), zoals paracetamol
- morfine-achtige pijnstillers (= opium-achtige pijnstillers = opioïden), zoals morfine
- combinaties van gewone en sterke pijnstillers
- operatieve ingreep

NB!
- Bestrijding van pijn bij kanker in het laatste (= terminale) stadium is vooral palliatief, d.w.z. gericht op het voorkómen van onnodig pijnlijden.
- Ook bij gebruik van morfine en morfine-achtige pijnstillers (= opioïden) is -bij goede individuele instelling van de dosering- de kans op lichamelijke gewenning (= tolerantie = steeds meer medicijn nodig om hetzelfde effect te verkrijgen) of geestelijke afhankelijkheid (= 'verslaving') relatief klein.
Als de patiënt plotseling hevige pijn voelt (= doorbraakpijn, kan die zichzelf 'zo nodig' via een infuuspompje een snelwerkende pijnstiller toedienen.
- Bij het gebruik van opium-achtige pijnstillers (= opioïden) is het van groot belang dat misselijkheid, braken en verstopping (= constipatie, obstipatie) zo veel mogelijk worden voorkómen of behandeld en dat bij staken van het gebruik de dosering geleidelijk wordt verminderd (= uitsluipen) om onthoudingsverschijnselen (= abstinentie-verschijnselen) zo veel mogelijk te voorkómen.
- Het kan nodig zijn om de pijnbestrijding bij kankerpatiënten te ondersteunen met psychofarmaca, zoals bijv. antidepressiva, angstwerende middelen (= anxiolytica) of antipsychotica.

zie ook:
- behandelingsschema
- kanker
- palliatieve zorg

Terug naar pijn