Gedeeltelijke of totale afsluiting (= occlusie) van een slagader (= arteriële trombose), ader (= veneuze trombose) of een bloedvat in het hart (cardiale of cornaire trombose), hersenen (= cerebrale trombose) of ander orgaan of weefsel (o.a. in de onderbenen).
Hierdoor wordt het achterliggende vaatgebied te weinig doorbloed (= ischemie) zodat te weinig (= hypoxie) of geen (= anoxie) zuurstof en voedingsstoffen worden aangevoerd en kooldioxide en andere afvalstoffen afgevoerd. Als gevolg daarvan kan het achterliggende weefsel blijvend worden beschadigd (= weefsel-trauma) of afsterven (= necrose).
Bij trombose is het bloedstolsel op de plaats van de vaat-afsluiting ontstaan.
Bij embolie wordt de afsluiting veroorzaakt door een vreemd lichaam (bijv. bloedstolsel, vetdruppel, afgebroken tumorweefsel), dat van elders uit het lichaam via het bloed is aangevoerd en ergens in een bloedvat is blijven steken.

Mogelijke behandelingen (o.a.)
- voorkómen (= preventie, profylaxe) van het ontstaan van bloedstolsels met bloedstolling-remmende middelen (= trombose-middelen, bloedverdunners, anti-coagulantia): zie ook hieronder
- medicijnen: oplossen (= lysis) van bloedstolsels met trombolytica
- verwijderen van bloedstolsels via invasieve (met catheter via bloedvat) of operatieve ingrepen.

zie ook:
- oorzaken
- verschijnselen
- ischemische aandoeningen

Terug naar bloedstollingsaandoeningen