Overplanting van gezond weefsel of orgaan bij dezelfde persoon of van de ene persoon op de andere. Voorbeelden: beenmerg-, hart-, nier-, lever- of huidtransplantatie (bijv. na verbrandingen of bij plastische chirurgie).
De belangrijkste complicatie na transplantatie van lichaamsvreemde weefsels en organen is afstoting. Na gebruik van eigen weefsel is de kans op afstoting klein en na gebruik van vreemd weefsel groot. Om die reden wordt bij transplantatie zo mogelijk gebruik gemaakt van lichaamseigen weefsels (o.a. huid) of organen (o.a. bloedvaten).

Mogelijke behandelingen (o.a.)
- medicijnen: middelen die de afstoting van weefsels of organen onderdrukken (= immuno-suppressiva)

zie ook: onderdrukking van afstotingsreacties (= immuno-suppressie)

Terug naar plastische chirurgie