Groep van medicijnen met een bloeddrukverlagende (= antihypertensieve) en hartfunctie-verbeterende werking.

Het RAS, waarvan ook de nieren (= ren) deel uitmaken, zorgt voor:
(1) toename van de bloeddruk en bloedvolume en verhoging van het natrium-gehalte in het bloed
(2) groei van de spiercellen in de wand van de bloedvaten van de nieren en de hersenen en in de wand van het hart
Remming (= blokkade = antagonisme) van het RAS vermindert alle hierboven bovengenoemde effecten waardoor de bloeddruk daalt, het bloedvolume afneemt en de pompfunctie van het hart verbetert.

Mogelijke toepassingen (o.a.)
- bloeddrukverhoging
(= hypertensie) door een te hoge activiteit van het RAS (= renovasculaire hypertensie)
- hart-falen (= hart-insufficiƫntie, decompensatio cordis)
- hartinfarct (= myocard-infarct): ter voorkoming (= preventie, profylaxe) van een tweede infarct
- diabetische nefropathie (= nieraandoening door suikerziekte)

RAS-remmers worden onderverdeeld in:
- ACE-remmers (= angiotensine-I-blokkers)
- angiotensine-II-blokkers
- renineremmers

zie ook:
- werking van RAS-remmers
- bloeddrukverlagers (= antihypertensiva)