Zelfcontrole bij diabetes

Voor diabetespatiënten is het monitoren van de bloedglucose belangrijk. Een te lage glucosewaarde (hypo) kan leiden tot hoofdpijn, vermoeid, een hongerig gevoel, zweten, trillen, duizeligheid, een gebrek aan concentratie en stemmingswisselingen. Een te hoge glucosewaarde (hyper) kan zorgen voor een misselijk gevoel, overgeven, een algeheel vervelend gevoel, stemmingswisselingen, vermoeidheid, veel dorst hebben en veel moeten plassen. In ernstige gevallen kan iemand zelfs flauwvallen of in coma raken. Het is dus belangrijk om de bloedglucosewaarden goed te controleren en precies te weten welke factoren eventueel schommelingen veroorzaken.

Regelmatig testen
De bloedglucosewaarde wordt dagelijks beïnvloed door eten, maar ook door beweging, medicatie en stress. Des te vaker een test wordt uitgevoerd, des te meer inzicht wordt verkregen in de glucose. Onderzoek heeft aangetoond dat dagelijks vier of meer keer testen een helder beeld geeft en meer controle oplevert. Goede tijdstippen om te testen zijn:

  • Voor het ontbijt - men noemt dit ook preprandiale of nuchtere glucose.
  • 1-2 uur na het ontbijt - dit noemt men vaak de postprandiale glucose.
  • Voor de lunch.
  • 1-2 uur na de lunch.
  • Voor het diner of avondmaal.
  • 1-2 uur na het avondmaal.
  • Voor het slapengaan.
  • Om 2:00 uur of 3:00 uur ‘s nachts, voor wie dan insuline in dient te nemen

Daarnaast kan het belangrijk zijn om extra tests uit te voeren als er veranderingen zijn in het behandelplan, wanneer er nieuwe medicatie tegen diabetes genomen dient te worden, wanneer de patiënt het idee heeft een te hoge of te lage glucosewaarde te hebben of in het geval van ziekte.

Interpreteren van de testresultaten
Het interpreteren van de testresultaten kan lastig zijn, maar wordt al snel een gewoonte. Het is belangrijk om een aantal zaken te weten.
Onderzoek toont aan dat glucosespiegels kunnen verdubbelen na het eten, zelfs wanneer de glucosewaarde voor de maaltijd nog normaal bleek te zijn. Het is zeker aan te raden om de "preprandiale" en de "postprandiale" waarden te bespreken met het eigen zorgteam. In de Contour® XT en de Contour® NEXT USB glucosemeters zijn iconen opgenomen waarmee aangegeven kan worden of de test voor (appeltje) of na de maaltijd (klokhuis) wordt uitgevoerd. De testresultaten zelf bijhouden is niet nodig, deze worden opgeslagen in de glucosemeter. Met Glucofacts® Deluxe software kan eenvoudig in één keer een overzicht van de testresultaten op de computer worden weergegeven. Ook is het mogelijk om een dagboekje bij te houden met de testmomenten en -resultaten. Het is zelfs mogelijk om een digitaal dagboek bij te houden met de Diaconnect software (voor de Contour USB en Contour Next USB meters). Hierbij worden de resultaten eenvoudig naar de zorgverlener verstuurd.

Gebruik van de zelftest
Volg altijd de instructies op die bij de meter geleverd worden en bespreek deze met de zorgverlener. Houd daarnaast de volgende richtlijnen aan:

  • Houd de meter schoon.
  • Houd het testmateriaal op kamertemperatuur.
  • Controleer de eventuele vervaldatum van de teststrips.
  • Was handen met zeep en warm water.
  • Droog de handen goed af.
  • Houd de hand naar beneden zodat het bloed gemakkelijk naar de vingertoppen stroomt.
  • Prik op de zijkant van de vingertop.
  • Gebruik altijd een nieuwe lancet.

Tips voor een te hoge of te lage glucosewaarde

Te hoog

  • Probeer de reden te vinden waarom de waarde te hoog is en/of neem contact op met arts of zorgverlener.
  • Drink meer water en suikervrije dranken. (Vermijd drank met suiker, ook fruitsappen).
  • Volg het aanbevolen maaltijdplan, of neem hiervoor contact op met de diëtist(e).
  • Neem de medicatie in zoals voorgeschreven door de arts.
  • Test de glucosewaarde vaker (om de 3 tot 4 uur).

Te laag
  • Eet en drink snelwerkende suikers zoals:
  • Dextrose tabletten
  • Snoep
  • Fruitsap of gewone softdrinks (cola, limonade, etc.)

Wacht 10 tot 15 minuten en voer de test opnieuw uit. Als de glucosewaarde nog steeds te laag is, herhaal het proces dan en test opnieuw.